Het Movies That Matter Festival in Den Haag, dat dit jaar opende op vrijdag 22 maart, heeft een neusje voor films die van grote actuele relevantie zijn. Daardoor zou je kunnen stellen dat ze het meest relevante filmfestival van ons land zijn. Grote films en blockbusters kom je er zeker niet tegen, het gaat om de verhalen. Het thema van het negendaagse festival is dan ook: Human, right? Wij gingen er in het laatste weekend een kijkje nemen.
We zijn toch allemaal mens?
Net als het festival zelf openden we ons bezoek met de film Photophobia. De film vertelt het verhaal van een grote groep mensen die, terwijl de bommen vallen, schuil zoeken in een metrostation. De film uit Slowakije zegt iets over de boodschap van het festival: we zijn allemaal mens, we maken allemaal iets mee. Het festival heeft te maken met de harde actuele feiten en gebeurtenissen die de wereld in 2024 teisteren en het festival deinst ook niet terug. We zien in dit festival films en documentaires uit allerlei landen, van makers met vele achtergronden. Ze hebben echter één ding gemeen: het zijn menselijke verhalen. We zijn toch allemaal mensen? Dat is de vraag, het statement die de verbinding tussen de films maakt.
MTM in de praktijk
Zowel de term ‘movies that matter’ (films die er toe doen) als het thema, duidelijk een woordspeling op ‘human rights’ (mensenrechten) worden in praktijk gebracht door het filmprogramma. Van de documentaire Four Daughters over een gezin waarvan twee dochters aansluiting vinden bij ISIS tot de dramafilm The Mother of All Lies, een vertelling van jeugdtrauma en een nauwelijks gedocumenteerde ‘Broodoproer’ in Marokko. Het zijn slechts een paar voorbeelden van één van de kernboodschappen van het festival: het filmaanbod spreekt voor zichzelf. Er zitten zoveel verhalen in dit festival die de moeite waard zijn om te bekijken én te vertellen, dat je eigenlijk meer dan een paar dagen nodig hebt om door het aanbod te struinen.
Een van de films in die line-up die dat denkbeeld vertegenwoordigt is The Monk and the Gun uit Bhutan. De film maakte op het filmfestival in Toronto grote indruk: de film kon in Den Haag niet ontbreken. Er valt in de film veel te lachen, maar het absurdistische toontje komt ook voort uit de Westerse onwetendheid. Voor inwoners van Bhutan is democratie en stemmen namelijk helemaal niet zo normaal. Kunnen wij ons dat voorstellen? Nee. Daar is deze film voor bedoeld. Ook dit is een menselijk gezicht.
“We kiezen geen kant”
Het hete hangijzer tijdens het festival is natuurlijk het conflict in het Midden-Oosten en de Gazastrook. Alleen al bij de uitreiking van de publieksprijs werd dit duidelijk. Het publiek op het festival koos voor de film I Shall Not Hate, niet geheel toevallig een film die raakt aan dit conflict. Artistiek directeur van het festival Margje de Koning raakte in haar speech aan de keuzes van het festival. Het past bij de algemene lijn: laat de films voor zichzelf spreken. “We hebben de keuze gemaakt om films te tonen waarin makers uit Israël, Gaza en Palestina samenwerken”, stelt De Koning. “We kiezen geen kant en laten de programmering zelf aan het woord.”
De titel van de documentaire zegt eigenlijk op zichzelf al genoeg. Izzeldin Abuelaish, de inmiddels in Canada wonende dokter uit Gaza die centraal staat, gelooft niet in haat. “Haat is de grootste tegenstander van de mens”, zegt hij daar zelf over. De documentaire vertelt zijn indrukwekkende verhaal en de dood van zijn drie dochters door Israëlische ‘shells’. Tegelijkertijd laat de film ook zien dat zijn strijd om excuses te krijgen van de staat Israël nog niet voorbij is. Zelf heeft de dokter, die in een Q&A lang stilstaat bij zijn situatie, de hoop nog niet verloren. We zijn toch allemaal mens? Human, right?